‘Wat een mooi meisje’ en mevrouw begint te glimlachen. Op haar wangen prijken nog enkele tranen. Zojuist kwam ik haar tegen op de gang. Heen en weer lopend, een pantykousje op de rollator. Zoekende naar haar moeder, van wie ze me tegelijk ook wist te vertellen dat die niet meer leefde. Zo verwarrend kan het zijn.
‘Mag ik met u oplopen?’ vroeg ik en dat mocht. Mijn arm in de hare, de gang heen en weer lopend. Ondertussen bleven de tranen stromen. ‘Ik ben verdrietig’ en ik herhaalde de zin ‘u bent verdrietig’. Ze knikte voluit en vervolgde haar verhaal. Verdriet om haar moeder die ze mist, verdriet omdat haar man er nu niet is en verdriet omdat ze zich zo verloren en eenzaam voelt.
Zo belanden we al pratend en wandelend op haar kamer. Ze gaat zitten op haar bed en ik mag naast haar komen zitten. De tranen lijken niet te kunnen stoppen. De pantykous fungeert ineens razendsnel als zakdoek, maar ik laat het maar zo. ‘Huil maar gewoon’ zeg ik en dat doet ze. Ze huilt om de moeder die ze mist.
‘Heeft u geen foto van haar?’ en dan staat ze op en pakt haar fotoalbum van de tafel. Zo gaan we samen langs foto’s uit een ver verleden, maar voor haar zijn ze heel dichtbij. Vol trots laat ze de foto van haar moeder zien. ‘Ze was een harde werker’ zegt ze en dat straalt de vrouw op de foto ook uit.
De tranen worden minder. Ze vertelt over haar moeder, vader, haar broers en haar zussen. Vol bewondering kijk ik naar de foto waarin deze bewoonster nog een meisje is. Een meisje op een stoeltje. Als ik voor me kijk, zie ik het stoeltje in een hoek staan. ‘Hé dat is hetzelfde stoeltje!’ zeg ik verrast en mevrouw kijkt net zo verrast als ik en vertelt me dat het klopt. Een stoeltje uit een huis waar ze ooit nog meisje was en dichtbij haar moeder kon zijn.
De tranen zijn er nog. De panty zit als een prop in haar gesloten hand gedrukt. Toch is daar ook de glimlach. Een moment van samen en minder alleen. Een moment waar ze even vond wat ze zocht. De blik van haar moeder. Al leeft ze niet meer. Zo verwarrend kan het zijn.